Het diagnostiek-traject
In het diagnostiek-traject zijn de volgende zaken belangrijk:
- Het onderzoek wordt uitgevoerd door een team van verschillende specialisten met kennis en ervaring op het gebied van diagnostiek bij jonge kinderen, en ASS in het bijzonder;
- In het onderzoek wordt informatie verzameld bij verschillende personen, zoals:
- ouders/verzorgers;
- leidster van een dagverblijf of de leerkracht van school;
- andere hulpverleners die bij het kind betrokken zijn;
- specialisten van de organisatie waar het kind voor diagnostiek wordt gezien.
- Informatie wordt op verschillende manieren verkregen, namelijk d.m.v.:
- vragenlijsten;
- gesprekken;
- verslagen van eerdere/andere hulpverlening;
- directe observatie van het kind in verschillende situaties (bijvoorbeeld in samenspel met de ouder, tijdens spel met een professional, op school, of thuis).
Het verschilt per organisatie hoe het diagnostiek-traject precies verloopt en hoeveel tijd daar over heen gaat. Meestal duurt het een week of zes en ziet het er als volgt uit:
Verwijzing en aanmelding
Na verwijzing naar de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg (s-GGZ) wordt eerst door de betreffende organisatie beoordeeld of de verwijzing terecht is en of je kind inderdaad kan worden aangemeld. Als dat zo is, ontvang je inschrijfformulieren (op papier of digitaal) en meestal ook één of meerdere vragenlijsten over het gedrag, en de ontwikkeling van je kind en over jullie gezin.
Intakegesprek
Tijdens de intake voert de kinderpsychiater en/of psycholoog een gesprek met jou of jullie als ouder(s)/verzorger(s). Meestal is ook je kind aanwezig. In dit gesprek wordt een beeld gevormd van de gezinssituatie, eerdere hulpverlening, de problemen wat betreft ontwikkeling en gedrag, sterke kanten van je kind en je eigen hulpvraag als ouder(s)/verzorger(s). Op basis van het intakegesprek wordt bepaald of aanvullende diagnostische onderzoeken worden ingezet, en zo ja welke. Vaak wordt tijdens het intake gesprek duidelijk wie je zorgcoördinator of aanspreekpunt wordt.
Tips voor het gesprek met de GGZ-organisatie
(Bron: Werkgroep ouders Lucertis, 2016) |
Aanvullende diagnostische onderzoeken
Voorbeelden van aanvullende diagnostische onderzoeken zijn:
- Aanvullende gesprekken met ouders/verzorgers;
- Observatie van je kind tijdens spel met jou of jullie als ouder(s)/verzorger(s);
- Observatie van je kind tijdens spel met een kinderpsychiater of psycholoog;
- Observatie van je kind in de thuissituatie of op school;
- Testonderzoek gericht op het in kaart brengen van bijvoorbeeld:
- Het ontwikkelingsniveau (IQ);
- Het niveau van de spraak-taalontwikkeling;
- De ontwikkeling op het gebied van aandacht, concentratie en geheugen;
- Inzicht in sociale situaties of gedachten/gevoelens van anderen.
Ook kan het zijn dat expertise van andere professionals wordt ingezet, bijvoorbeeld de kinderarts, – neuroloog of klinisch geneticus. Of een fysiotherapeut wordt gevraagd onderzoek te doen naar de motoriek en prikkelverwerking. Op die manier ontstaat een compleet beeld van je kind.
Adviesgesprek
De informatie uit alle bronnen wordt eerst in een multidisciplinair team van verschillende professionals besproken. Op die manier worden onderzoeksresultaten vanuit verschillende invalshoeken belicht. De uiteindelijke (werk)diagnose wordt gesteld door een kinder- en jeugdpsychiater, klinisch-psycholoog, of gz-psycholoog. In het adviesgesprek met jou of jullie als ouder(s)/verzorger(s) wordt vervolgens de diagnose verder toegelicht en wordt een advies gegeven over een eventuele begeleiding of behandeling. Er zijn in principe drie mogelijkheden:
- Er is geen behandeling/begeleiding (meer) nodig voor jou/jullie en/of je kind, en het zorgtraject wordt afgesloten;
- Er wordt een behandeling/begeleidingsplan opgesteld en deze begeleiding wordt ook binnen dezelfde organisatie geboden en/of;
- Er wordt verwezen voor (aanvullende) begeleiding/behandeling naar een andere organisatie.