kind zindelijkheid autisme

Zindelijkheidsproblemen bij kinderen met autisme

Kinderen met autisme zijn vaak laat zindelijk. Dit heeft vooral te maken met een verstoorde zintuiglijke ontwikkeling. Ze hebben moeite met het aanvoelen van aandrang om te plassen of poepen. Een kind is zindelijk als het de plas- en poepreflex onder controle heeft gekregen, op de wc kan plassen of poepen en de luier af kan.

Zindelijkheid bij kinderen met een normale ontwikkeling

  • Om de aandrang tot plassen en poepen onder controle te krijgen moeten de hersenen en het lichaam genoeg ontwikkeld zijn. Dit is meestal tussen het 2e en 4e levensjaar het geval.\
  • Zindelijkheid voor plassen treedt op tussen 1,6 en 5 jaar; eerst overdag en daarna ’s nachts;
  • Rond 95% van de kinderen is voor de 4de verjaardag zindelijk voor poepen.

Zindelijkheidsproblemen bij kinderen met autisme

Kinderen met autisme hebben vaak een vertraagde zindelijkheidsontwikkeling. Ook hebben zij vaker last van obstipatie (verstopping van de darmen) of incontinentie (plas of poep niet kunnen ophouden. Deze problemen kunnen verschillende oorzaken hebben:

  • Het niet voelen van de aandrang tot plassen of poepen;
  • Angst voor iets ‘los moeten laten’;
  • Extreme gevoeligheid voor geuren (bijvoorbeeld die van poep of plas);
  • Weerstand tegen veranderingen. De overgang van luier naar wc of van potje naar wc kan door deze weerstand de nodige angst oproepen.

Mogelijke interventies bij zindelijkheidsproblemen

Gezonde en steeds andere voeding helpt om veel problemen met zindelijkheid te voorkomen. Ook het binnenkrijgen van genoeg vocht is belangrijk. Probeer te achterhalen wat de bijkomende problemen zijn, zoals angst voor veranderingen, voor geuren of voor het loslaten van ontlasting. Elk kind is anders en vraagt een persoonlijke benadering. Een aantal concrete adviezen zijn:

  • Zorg voor vaste toiletmomenten in het dagprogramma;
  • Laat het kind zichtbaar wennen aan bijvoorbeeld een po of wc;
  • Probeer de overgangen spelenderwijs aan bod te laten komen;
  • Sluit de uitleg aan bij het ontwikkelingsniveau van het kind.
deel: