positief gedrag stimuleren

Stap 2. Ontwikkeling en positief gedrag stimuleren

Als ouder kan je de ontwikkeling en het gedrag van jouw kindje met autisme (ASS) op verschillende manieren stimuleren. Hierdoor kan je hem of haar bijvoorbeeld aanmoedigen om (positief) contact te maken met de omgeving of nieuwe dingen te proberen. Hieronder vind je praktische tips hoe je dit kan doen. 

Positief contact stimuleren

Een kind met kenmerken van autisme (ASS) leert vooral contact te maken met de omgeving op de momenten dat dat contact maken goed lukt. En dus niet zozeer van de momenten waarop dit niet lukt. Samen plezier ervaren in het contact is belangrijk.

Je kan je kind met autisme motiveren om contact te maken door het volgende te doen:

  • Sluit de activiteiten en gesprekken aan bij de interesses van je kind. 
    Houd het spel ontspannen. Dit kun je doen door plezier na te streven in plaats van dat je je kind iets wil leren. Het belangrijkste doel is het contact maken met je kind te verbeteren.
  • Creëer één-op-één momentjes met je kind.
    Tijdens deze momenten is het belangrijk dat je ook echt aandacht hebt voor je kind. Dit wil zeggen dat je niet afgeleid bent door bijvoorbeeld:

    • telefoon
    • computer
    • televisie
    • broertjes/ zusjes
    • andere activiteiten

Ontwikkeling stimuleren

De ontwikkeling van een kind met autisme (ASS) verloopt vaak anders. Zo verloopt de ontwikkeling vaak met sprongen. Ook kan het zo zijn dat de spanning voor iets nieuws (leren) je kind blokkeert.

  • Ontwikkeling met sprongen: De ontwikkeling van een kind met autisme verloopt regelmatig sprongsgewijs. Vaak heeft het kind moeite met het leren van nieuwe dingen en weigert hij/zij te oefenen. Dan ineens kan hij/zij lopen, praten of fietsen alsof het de normaalste zaak van de wereld is.
  • Spanning blokkeert: Soms loopt de spanning om nieuwe dingen te leren zo hoog op dat je kind blokkeert.

Je vindt een aantal tips om de ontwikkeling van je kind met autisme te stimuleren:

Mijntje van 5 jaar geeft aan absoluut niet over te willen gaan naar groep 3. In een gesprekje blijkt dat ze onzeker is over haar capaciteiten. Ze heeft het idee opgevat dat je in groep 3 al moet kunnen lezen en ze kent nog niet alle letters.

Joris van 5 jaar moet telkens weer aangemoedigd worden nog een baantje te zwemmen bij de zwemles. In zijn beleving is hij klaar met de oefening wanneer het één keer gelukt is. Het nut van herhaling en oefening ziet hij niet. Hij weet toch al hoe het werkt?

  • Focus op de dingen die wél goed gaan in plaats van op dat wat nog niet lukt. Kinderen hebben succesmomenten nodig om te willen blijven leren. Houd een 1 op 5 verdeling aan. Dat betekent dat tegenover elke fout of elk verlies (bijvoorbeeld bij een spelletje) vier succesmomenten staan.
  • Probeer je kind te interesseren voor nieuwe ervaringen zonder te pushen. Het is belangrijk dat je kind zelf gemotiveerd raakt. Bijvoorbeeld om te leren fietsen. Veel kinderen met autisme vermijden nieuwe ervaringen. Vaak komt dat door faalangst. Deze kinderen willen iets direct kunnen. Ze hebben veel moeite met het oefenproces.
  • Probeer te achterhalen waarom je kind bepaalde dingen wel of niet wil. Blokkades en denkkronkels kunnen hier de oorzaak van zijn. Soms hebben kinderen gedachtes over wat ze allemaal moeten kunnen, waardoor ze in hun dagelijks functioneren blokkeren.
  • Zorg ervoor dat er niet teveel van je kind gevraagd word.  Probeer vooruit te denken waar het lastig wordt. Bijvoorbeeld: Misschien dat je kind het heel leuk vindt om samen te spelen met een ander kind. Wanneer je weet dat dit regelmatig misloopt, probeer dan een activiteit te verzinnen waarmee je meer kans op succes hebt. Als samenspelen lastig is, laat je de kinderen naast elkaar spelen. Je kind heeft zo een positieve ervaring met het “afspreken” met andere kinderen. Houd de speelafspraak kort, dit verhoogt ook de kans op succes.
  • Pas je tempo aan. Het tempo van je kind ligt veel lager dan dat van jou.
  • Pas je verwachtingen aan. Bedenk wat je echt belangrijk vindt. Bijvoorbeeld dat je kind zijn/haar jas ophangt en waar je geen strijd van wil maken. Of bijvoorbeeld dat je kind zijn/haar veters zelf leert strikken. Realiseer je dat je kind soms dingen wel kan, maar dat het toch niet altijd lukt op de momenten dat het moet. Bijvoorbeeld: je kind kan zichzelf aankleden, maar dit lukt niet onder tijdsdruk, zoals in de ochtend voor het naar school gaan.
  • Verhoog het aantal succesmomenten in het dagelijks leven. Je kan bijvoorbeeld het zelf aankleden makkelijker (en daardoor succesvoller) maken door een gemakkelijke broek te kiezen (zonder knoop) en gemakkelijke schoenen (met klittenband).

Stap 3: Je kind helpen in dagelijkse situaties

deel: