Normaliseren of problematiseren?

In de nulde en eerste lijn zullen professionals (zoals een jeugdarts of huisarts) vaker ‘normaliseren’ dan ‘problematiseren’, omdat bij de meeste kinderen die zij zien eventuele problemen van voorbijgaande aard zijn.

Wanneer problemen serieuzer en hardnekkiger blijken, is de volgende stap vaak het bieden van laagdrempelige hulp. Wanneer dit onvoldoende werkt, wordt verwezen naar intensievere of meer gespecialiseerde hulp. In veel gevallen is deze werkwijze passend. In het geval van ASS echter kan hierdoor onnodig vertraging optreden en raken ouders en kind gefrustreerd, omdat de geboden hulp onvoldoende aansluit.

Ouders van kinderen met ASS geven regelmatig aan:

“Ik had al vanaf dat hij een baby was het gevoel dat er iets niet klopte, dat hij anders was, maar iedereen zei dat het vanzelf wel goed zou komen.”

Aan de andere kant merken professionals die vroege signalen wel herkend hebben, vaak op dat ouders nog niet toe zijn aan een stap richting de specialistische GGZ (s-GGZ). Veel ouders van jonge kinderen zijn huiverig voor diagnostiek en geven er de voorkeur aan de ontwikkeling van hun kind af te wachten, zeker wanneer zij zelf geen grote problemen ervaren in de opvoeding van hun kind.

Of inzet van specialistische hulp nodig is voor een heel jong kind is geen eenvoudige afweging voor ouders en/of de zorgprofessional. Zie ook ‘afwachten of actie ondernemen‘. Toch kan te lang afwachten met verwijzen van een jong kind met (mogelijk) ASS naar s-GGZ onbedoeld tot vertraging leiden in het juiste aanbod van hulp. En dat is zonde van de kostbare eerste levensjaren van een kind. Zie verder ‘vroegherkenning van ASS is belangrijk‘.