Van vroegherkenning tot diagnostiek

Van vroegherkenning tot diagnostiek

Je hebt als professional kenmerken van autisme gezien bij een jong kind en maakt je zorgen. Zijn die zorgen terecht? En hoe verloopt nu het proces om te zorgen dat het kind en de ouders de juiste hulp krijgen? De JGZ-richtlijn Autisme Spectrum Stoornissen helpt hierbij.

De JGZ-richtlijn Autisme Spectrum Stoornissen

In de richtlijn Autisme Spectrum Stoornissen van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) staan de verschillende fasen beschreven vanaf het herkennen tot en met het begeleiden van autisme (ASS) bij kinderen en jongeren van 0 tot 19 jaar. Deze fasen zijn:

  • vroegherkenning/-signalering;
  • screening;
  • (het op weg helpen naar) diagnostiek;
  • behandeling

De richtlijn is in 2015 uitgegeven door het Trimbos Instituut in samenwerking met het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ). Verschillende specialisten van Autisme Jonge Kind werkten mee aan het maken van de richtlijn. De JGZ-richtlijn is geschreven voor professionals die werken in de JGZ. Maar je kan het ook goed gebruiken als je een professional bent die in een andere sector werkzaam is.

De stappen van vroegherkenning naar onderzoek

In heel simpele vorm zijn de stappen in het proces als volgt:

* Een ‘niet-pluis gevoel’ betekent in dit geval: een eerste vermoeden van autisme. Dit vermoeden kan ontstaan doordat ouders hun zorgen benoemen. Of doordat de professional bijzonderheden ziet in het gedrag of de ontwikkeling van het kind. Lees meer over de vroege kenmerken van autisme bij 0-4 of 4-6 jarigen (pagina voor ouders).

Termen als vroegherkenning, vroegsignalering, screening en diagnostiek worden vaak door elkaar gebruikt. Toch worden er verschillende dingen mee bedoeld. Hier lees je daar meer over:

Extra aandachtspunten

Er zijn een aantal aandachtspunten belangrijk voor de professional om:

  • kenmerken van autisme goed te herkennen
  • goede screening te kunnen doen bij een vermoeden van ASS
  • de uitslag op waarde te beoordelen en
  • ouders te ondersteunen in het vinden van de juiste hulp.

Deze aandachtspunten zijn:

  • Houd oog voor andere factoren. Blijf breed kijken.
    Vaak kunnen naast een probleem in de ontwikkeling ook andere dingen een rol spelen in de problemen van een kind. Bijvoorbeeld slechthorendheid, slechtziendheid of complexe problemen in het gezin. Het is belangrijk met dit soort dingen rekening te houden als je nadenkt over wat de volgende stappen zijn.
  • Zorg dat je genoeg kennis hebt
    Voor meer informatie zie Training en scholing.
  • Ontwikkel vaardigheden in het delen van zorgen met ouders en het bespreken van vervolgstappen.
    Professionals hebben een ondersteunende rol; ouders zijn leidend en bepalen het tempo.
  • Zorg dat je goed weet welke hulpverlenende organisaties er in jouw regio zijn.
    Weet waar je met welke zorgen terecht kan. En wat er wordt geboden aan diagnostiek en behandeling/begeleiding.
  • Zorg ervoor dat je beoordeling gebouwd is op informatie vanuit verschillende bronnen.
    Bijvoorbeeld gesprekken met de ouders, de CoSoS-vragenlijst en jouw eigen observaties bij het kinderdagverblijf, de huisarts of het consultatiebureau. Er voor zorgen dat in de beoordeling informatie vanuit verschillende bronnen wordt geïntegreerd.
deel: