prikkels kind autisme

Prikkelverwerking bij kinderen met autisme

Prikkelverwerking, ofwel sensorische integratie, gaat over het verwerken van de informatie die onze zintuigen binnenkrijgen, het samenwerken tussen de zintuigen en het selecteren van een passende reactie op de prikkels. Bijvoorbeeld: een trui aantrekken als je het koud krijgt. Kinderen met autisme hebben problemen in de verwerking van zintuiglijke prikkels. Zij kunnen overgevoelig voor bepaalde prikkels zijn, maar ook ondergevoelig. Behandeling kan hen helpen de zintuigen meer samen te laten werken en prikkels beter te verwerken.

Prikkelverwerking bij kinderen met een normale ontwikkeling

Prikkelverwerking zorgt er voor dat we een juiste reactie geven op informatie die onze zintuigen hebben waargenomen. We drinken als we dorst hebben of trekken onze hand terug van een hittebron. De bekende zintuigen zijn: voelen, ruiken, proeven, horen en zien. Maar er zijn ook ‘verborgen’ zintuigen, waaronder het evenwichtsorgaan en de lichaamswaarneming (proprioceptie).

Lichaamswaarneming leidt tot een realistisch lichaamsbesef. Daardoor weet je wat je met je lijf kan en wat goed voelt. Alle mensen, met of zonder autisme, hebben bepaalde gevoeligheden op dit gebied. Denk aan een hekel hebben aan het zand op een strand, of dat juist heerlijk vinden om te voelen.

Al het leren begint bij ervaringen met de zintuigen. Het ontwikkelt zich van pure sensatie, bijvoorbeeld het betasten van een fles, tot betekenis verlenen aan iets. Een kind doorloopt verschillende ontwikkelingsfases. Er is sprake van beginnende betekenis als de baby een fles melk ziet, enthousiast wordt en wil drinken. Een fase later kan de lege fles symbool staan voor drinken. Nog later zal het kind het woord ‘drinken’ kunnen gebruiken om aan te geven wat hij/zij wil. Het is een normaal ontwikkelingsproces dat zich als het ware spontaan voltrekt.

Prikkelverwerking bij kinderen met autisme

Bij kinderen met autisme verloopt de zintuiglijke ontwikkeling anders, waardoor er problemen met prikkelverwerking ontstaan. Zij zijn bijvoorbeeld overgevoelig of juist ondergevoelig voor bepaalde prikkels. Overgevoeligheid voor prikkels komt vaker voor dan ondergevoeligheid. Overgevoeligheid zorgt vaak voor heftige reacties op bepaalde prikkels, waardoor het opvalt. Ondergevoeligheid valt minder op, maar mag niet worden onderschat. Voor beide is gerichte hulp nodig.

Vanaf het prille begin kan al zichtbaar zijn dat bij een kindje de zintuiglijke ontwikkeling anders verloopt. Het kindje blijft bijvoorbeeld hangen in zintuiglijke ervaringen, aanvankelijk vooral in de nabijheidszinnen. Het tasten, ruiken en likken van een baby lijken dan bijvoorbeeld doel op zich en missen het onderzoekende karakter.

Voorkeur voor of weerzin tegen prikkels

Kinderen met autisme kunnen duidelijke voorkeuren hebben voor bepaalde prikkels, of juist een sterke weerzin hebben tegen andere prikkels. Dit kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • Weerzin tegen aanrakingen
    Dit heeft een zeer negatieve invloed op de sociale ontwikkeling, maar ook op verzorgingstaken als wassen, haren en nagels knippen. Veel kinderen verdragen een zachte aanraking moeilijk terwijl ze juist heel rustig kunnen worden van stevige druk.
  • Weerzin tegen geluid
    Bijvoorbeeld angstig worden van het geluid van een stofzuiger of mixer, of  het geknisper van een zilverpapiertje.
  • Weerzin tegen licht
    Lichtbronnen zoals tl-buizen kunnen het kind in paniek brengen.
  • Fascinatie voor prikkels
    Bijvoorbeeld voor zonlicht. Het kind wil dan voortdurend naar dat licht kijken.

Sommige prikkels zijn zo overheersend dat er geen sprake is van integratie. Zo kan een kind bang zijn voor het geluid ‘blaffen’, maar kan het niet bang zijn voor honden. De connectie wordt niet gelegd.

Lichaamsgevoelens bij kinderen met autisme

Een kind met autisme kent zijn eigen lichaam vaak slecht en herkent de lichaamsgevoelens vaak niet. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot de volgende problemen:

  • Het kind heeft geen idee van zijn eigen kracht. Zo kan een bedoelde por een forse klap zijn.
  • Het kind heeft een (te) hoge pijngrens.
  • De gewaarwording van warm en koud verloopt moeizaam: Het kind kan bijvoorbeeld zondermeer op blote voeten de sneeuw in stappen.
  • Het honger- en dorstgevoel is niet goed ontwikkeld waardoor er kans is op overeten of vergeten te eten.
  • Het eten op zich is vaak moeilijk: geuren, smaken en textuur kunnen de nodige weerzin oproepen en weigering van voedsel tot gevolg hebben.

Behandeling

Een sensorische integratietherapeut, kinderfysiotherapeut of ergotherapeut met specialisatie prikkelverwerking, kan een kind met autisme helpen om de zintuigen meer samen te laten werken. Dit doet hij/zij bijvoorbeeld door oefeningen en spelletjes en door de opvoeders adviezen te geven hoe zij de omgeving van het kind in kunnen richten om het dagelijkse leven zo goed mogelijk te laten verlopen.

Het inrichten van deze omgeving speelt een belangrijke rol bij de behandeling. Tips voor het creëren van een omgeving waarin het kind rust kan vinden zijn:

  • Plan bewuste momenten in de dag om het kind tot rust te laten komen.
  • Doseer de prikkels waar het kind moeite mee heeft. Bijvoorbeeld door de ruimte zo in te richten dat het kind het overzicht houdt en niet bij elk geluid op zijn stoeltje gaat draaien. Denk aan een plek thuis aan de eettafel of in de klas op school, waarbij het kind de deur kan zien, zodat het zich niet hoeft om te draaien als het de deur hoort. Een stoel die niet direct tot wippen of wiebelen leidt kan het kind ook helpen.
  • Isoleer bepaalde prikkels. Bijvoorbeeld zachte dopjes onder stoelpoten aanbrengen, zodat bij beweging geen krassende geluiden meer gemaakt worden.
  • Maak bepaalde prikkels juist gedoseerd sterker, door bijvoorbeeld je spreektempo te vertragen en je stemgeluid te verheffen zodat je boodschap goed kan binnen komen.
deel: